De deurklink, geef hem de hand en hij laat je binnen. Al een paar eeuwen draaien deurklinken in de deur om zo toegang te geven tot huizen en kamers. Deuren zelf bestaan al veel langer, tot aan schijndeuren toe. In het oude Egypte waren zulke schijndeuren aangebracht. Ook hier zag je al een soort van vroege deurklink die wel nep was. Want de Faraonische deuren waren symbolisch bedoeld: als entree naar de onderwereld. Romeinen als vroege ambassadeurs van de deurklinkenVan de Grieken reisde de deurklink door naar de Romeinen. Die benutten deurbeslag eigenlijk alleen voor de hoofdentree, de moderne voordeur. Van deze cultuur zijn de grote ringen bekend als deurbeslag. Zo kon je ook tegelijk laten weten dat je voor de deur stond, door met de ring tegen het hout te kloppen. Omdat de Romeinen flinke delen van het huidige Europa koloniseerden, kwam de deurklink ook in zwang in de vers veroverde gebieden. Een vroeg soort klink werd later dan ook op middeleeuwse deuren gemonteerd, voorzien van ijzeren detailleringen en ornamenten. De weg van vroege klink naar moderne deurkruk kreeg pas in de 17e eeuw een nieuwe halte. Hof, kerk en welgestelde burgersDe 17e eeuw liet van zich horen met smeedijzeren deurklinken, niet alleen meer voor adel en hoge kerk vertegenwoordigers, nu ook voor een gegoede burgerij, rijk geworden door handel. Voor het eerst kwamen er klinken waarmee je deuren kon openen en sluiten maar ook op slot zetten. De geboorte van de moderne deurkruk was daarmee feit. In de 18e eeuw kwam vooral in Frankrijk meer welstand met rijke burgers die hun eigen stadspaleisjes lieten optrekken. Het aantal deuren per huis steeg nogal. Sloten werden ook steeds belangrijker want veel ruimtes herbergt ware schatten. In lijn met de kunststromingen van die tijd kregen de klinken versieringen in barok- en rococostijl. Rokende schoorstenen en massaal vervaardigde deurklinkenDeurklinken en rijke lieden waren lange tijd met elkaar verbonden. Alleen de rijken konden zulk ambachtswerk betalen. Klinken waren per stuk bijna goud waard. Vanaf eind 18e eeuw veranderde dat. Stoommachines ploffen en schoorstenen rookten. Een nieuwe tijd was begonnen met de industriële revolutie. Dat leidde tot massaproductie: meer klinken dus, voor lagere prijzen. De versieringen bleven enigszins maar waren nu geen kunstwerkjes meer; eerder machinale uitwerkingen. De grove klink evolueerde naar deurhendel. In de 20e eeuw werd de deurkruk onderwerp van onderzoek door architecten en designers. Al te rijke versiering ging in deze tijd een schakeltje terug. De deurklink verstrakte en toonde eenvoudige lijnen. Die werden weer uitgebuit door stijlen zoals art deco en bauhaus. Een voortdurende ontwikkelingAl heel lang zijn deurklinken gekoppeld aan sloten. Zo bleef de deur mooi dicht zitten nadat je die terug had gedrukt in zijn kozijn. Maar iedereen kon die daarna natuurlijk wel weer openen. In de 20e eeuw bedacht Walter Schlage iets nieuws: een slotmechanisme dat eruit leek te zien als een geboord cilinderslot. En de innovaties zullen niet ophouden. In deze tijd, geplaagd door Covid, zijn er al klinken die de deur openen door er met je elleboog tegenaan te duwen. Corona vriendelijk want zo besmetting vrij mogelijk. Je schudt dan niet indirect een ander de hand omdat je de klink zelf niet aanraakt.
|
